ARC Main Page Warschau Getto

De opstand in het getto van Warschau

Laatste Update 9 april 2006






Na de grote deportaties in de zomer van 1942, veranderde het bewustzijn van de Joden ingrijpend. De verschrikkelijke waarheid van wat zich had voltrokken, was te schrijnend. De gedeporteerden waren dood, en de achterblijvers wachtte hetzelfde lot. Het verdriet om de familieleden die waren weggerukt, de ondraaglijke pijn van het verlies, drong pas door nadat de deportaties beëindigd waren, vermengd met een schuldgevoel omdat men zelf nog leefde. Er ontstond een nieuwe stemming in de periode na de deportaties, diepe haat tegen de nazi’s, wraakgevoelens en een groeiend gevoel dat verzet geboden was. br> Tegen eind oktober 1942 werd topberaad gehouden in het hoofdkwartier van Ha-Shomer Hazair op Mila Straat 60. De ZOB was versterkt en vergroot door de aansluiting van jeugdbewegingen en splintergroepen van ondergrondse politieke partijen van alle gezindten, van Zionisten tot Communisten. Er werd een ZOB commando geformeerd uit vertegenwoordigers van de samenstellende organisaties en strijdgroepen. Op deze vergadering in oktober 1942 stonden twee cruciale onderwerpen op de agenda: de verdediging van het getto van Warschau en de vraag hoe men de Joodse politie en de zakenlui een slag kon toebrengen.
De eerste acties van de ZOB waren gericht tegen de Joodse politie, als represaille wegens haar ijver en brutaliteit tijdens de massale deportaties, tegen hogere functionarissen van Judenrat van wie bekend was dat zij nauwe betrekkingen onderhielden met de Duitsers, en tegen Joden die de reputatie hadden verworven agenten te zijn voor de verschillende onderdelen van de Duitse politie. De leiding van de ZOB was ervan overtuigd dat in het getto geen gewapende opstand kon worden ontketend zolang er sprake was van een Vijfde Colonne, die bereid was met de Duitsers te collaboreren, door het doorgeven van informatie, of door het uitleveren van Joden. Na de mislukte moordaanslag op Jozef Szerynski op 20 augustus 1942 door Yisrael Kanal, was de eerste door de ZOB ter dood veroordeelde Jacob Lejkin, die als vervanger van Szerynski een leidende rol had gespeeld bij de massale deportaties. De moord werd zeer zorgvuldig voorbereid. De groep die de opdracht zou uitvoeren bestond uit drie leden van de Ha-Shomer Hazair: Margalit Landau en Mordechai Grobas schaduwden Lejkin een tijdlang en legden zijn bewegingspatroon en werktijden vast; Eliyahu Rozanski zou de moord uitvoeren.
In de avond van 29 oktober 1942 werd Lejkin doodgeschoten toen hij zich te voet van het politiebureau aan de Gesia Straat naar huis begaf. Zijn assistent Czaplinski, die naast hem liep, raakte gewond.
De volgende liquidatie betrof Yisrael First, een vooraanstaand lid van de Judenrat. Eerst was hij één van de directeuren van de Economische Afdeling, maar zijn invloed reikte veel verder. Vanaf het eerste begin van de Judenrat was hij de contactpersoon geweest tussen de Raad en verschillende onderdelen van de Duitse politie, en hij speelde een rol tijdens de "Grote actie". De moord werd gepleegd op 28 november 1942, door David Schlman van Dror He Halutz, aan de Muranowska Straat.

De tweede golf deportaties begon op 18 januari 1943. Deze keer kregen de Joden echter opdracht zich te verzamelen in de tuinen van hun flatgebouwen om hun papieren te laten controleren, maar zij gaven daaraan geen gehoor en doken onder. De eerste colonne die de Duitsers gedurende de eerste uren weerstand bood, bestond uit een duizendtal mensen, die verschillende soorten verzet pleegden.
Een groep strijders onder leiding van Mordechai Anielewicz, gewapend met pistolen, infiltreerde met opzet een stoet die op weg was naar de Umschlagplatz. Op het afgesproken teken stapten de strijders uit de stoet en gingen gevechten aan, man tegen man, met de Duitse bewakers. De stoet viel uiteen en het nieuws over het gevecht verspreidde zich als een lopend vuurtje in het centrale getto. Eliyahu Rozanski en Margalit Landau die waren betrokken bij de moord op Lejkin, vonden de dood in dit gevecht, Anielewicz kon zichzelf ternauwernood in veiligheid brengen nadat hij al zijn munitie verschoten had. Die eerste dag kregen de Duitsers ook op de hoek van de Zamenhof Straat en de Mila Straat te maken met gewapend verzet, dat het vuur opende op SS-ers vanuit een appartement waar zich een groep leden van de Dror had verschanst, onder wie Yitzhak Zuckerman. Een aantal SS-ers werd gedood, anderen sloegen op de vlucht met achterlating van hun wapens.

Het leeghalen van een fabriek *
v. Sammern
v. Sammern
Volgens Duitse bronnen omsingelden twee bataljons SS-ers op 20 januari 1943 de winkels van Többens en Schultz. Deze operatie stond onder bevel van Ferdinand von Sammern-Frankenegg en de commandant van het werkkamp Treblinka I, Theodor von Eupen. Het feit dat deze “Aktion” na enkele dagen werd gestaakt, en dat de Duitsers niet meer dan 10% van de inwoners van het getto hadden kunnen arresteren, werd zowel door de Joden als de Polen gezien als een Duitse nederlaag. Maar de Duitsers waren niet van plan geweest het hele getto te deporteren. Zij voerden slechts een opdracht uit van Heinrich Himmler (na diens bezoek aan Warschau op 9 januari 1943), om 8.000 Joden te deporteren uit het getto. Met deze deportatie zou de doelstelling die Himmler had bepaald vóór de "Grote actie", worden gehaald.

De deportaties en de andere gebeurtenissen in januari zouden bepalend zijn voor de laatste maanden van het getto, tot aan april en mei 1943. De Judenrat en de Joodse politie verloren ook hun laatste beetje controle. In het centrale deel van het getto hadden de opstandelingen het voor het zeggen. Odilo Globocnik wees één van de Duitse winkeliers, Többens, aan als commissaris voor het getto. Zijn opdracht was om de machines en de arbeiders van de grootste bedrijven uit het getto van Warschau, over te brengen naar werkkampen in de buurt van Lublin. Többens stuitte echter op heftig verzet van de arbeiders, die hun instructies kregen van de ZOB.
Het Joodse verzet maakte ook veel indruk op de Polen, die daardoor wat meer steun gingen geven aan de Joodse strijders dan voorheen. De verzetsorganisaties gebruikten de paar maanden die hun restten vóór de uiteindelijke liquidatie om de toestand te stabiliseren, om aan wapens te komen en om een verdedigingsplan op te stellen voor het getto. De ZOB beschikte over 22 gewapende eenheden van 15 man elk. De Militaire Bond was ongeveer half zo groot, maar opereerde op dezelfde manier.
In het getto werden koortsachtig voorbereidingen getroffen met het oog op de verwachte deportaties, die naar algemene verwachting de laatste zouden zijn. De meeste bewoners concentreerden zich op de bouw van schuilkelders. Groepen Joden, samengesteld uit huurders uit hetzelfde woonblok, bouwden ondergrondse bunkers, schuilplaatsen zoals ook gebruikt om te ontsnappen aan de deportaties van januari 1943. Veel Joden koesterden de hoop dat de combinatie van verzet en onderduiken een mogelijkheid op overleven zou bieden.
Schuilkelder nr.1
Schuilkelder nr.1 *
Schuilkelder nr.2
Schuilkelder nr.2*
Het netwerk van schuilkelders werd uitgebreid en een groot deel van de gettobevolking hield zich ’s nachts bezig met het graven ervan en van ondergrondse verbindingen. Een apart vraagstuk was waar de in- en uitgangen van de schuilkelders moesten worden aangelegd. Banken en houten bedden werden geïnstalleerd, evenals electriciteit en waterleiding. Men legde er voorraden voedsel en medicijnen aan om het er maandenlang te kunnen uithouden.
De aanleg van de bunkers werd een massa-activiteit in het centrale gevied van het getto, en toen de laatste deportaties naderbij kwamen had elke inwoner twee adressen: één boven en één onder de grond.

Opstand en Uiteindelijke Liquidatie

SS-ers ondervragen getto strijders
SS-ers ondervragen getto strijders *
Trawniki’s hebben bewoners van<br>een huurkazerne doodgeschoten
Trawniki’s hebben bewoners van
een huurkazerne doodgeschoten *
De uiteindelijke liquidatie van het getto begon op 19 april 1943, de avond voor het Joodse Paasfeest. Deze keer kwam de deportatie niet als een verrassing. De Joden waren gewaarschuwd wat er stond te gebeuren en ze waren er klaar voor. De Duitsers hadden een aanzienlijke legermacht gemobiliseerd voor de deportatie, maar zij werden verrast door straatgevechten en de vastberadenheid van het Joodse verzet. Deze verkeerde inschatting kostte SS-Oberführer von Sammern-Frankenegg zijn post als HSSPF Warschau. Himmler verving hem door SS- und Polizeigeneral Jürgen Stroop, ervaren in het bestrijden van partizanen, die de supervisie kreeg op de deportatie en de liquidatie van het getto. In zijn telexbericht aan de HSSPF Ost, F.W. Krüger, van 22 april 1943, gaf Himmler opdracht de liquidatie van het getto met de grofste middelen uit te voeren. Stroop’s dagelijkse voortgangsrapporten aan Krüger, en zijn samenvatting toen de opstand was beëindigd, vormen de historische basisdocumentatie van het verzet dat de Joden hebben geboden en van de methoden die de nazi’s hebben gebruikt om dat verzet te overwinnen.
Volgens Stroop begon de Großaktion ("Grote actie") op 19 april 1943 om 3 uur ’s ochtends, met de omsingeling van het getto door een sterke politiemacht. De Duitse legermacht voor deze operatie bestond uit 850 manschappen en 18 officieren, die onder bevel stonden van von Sammern-Frankenegg. Deze troepen trokken het getto op twee plaatsen binnen, maar moest zich als gevolg van gewapend verzet terugtrekken. De troepen waren afkomstig uit de volgende legeronderdelen: SS Panzergrenadiere, de cavallerie, SS- en politieregimenten, het technisch legercorps voor noodgevallen, veiligheidspolitie, de genie van de Wehrmacht, "Trawniki-mannen" uit het SS trainingskamp Trawniki, en personeel van de de Poolse politie en brandweer.
Het getto brandt
Het getto brandt *
Op weg naar de Umschlagplatz
Op weg naar de Umschlagplatz *
Meteen op de eerste dag drong het tot de Duitsers door dat er een opstand was uitgebroken. Het centrale deel van het getto, waar meer dan 30.000 mensen woonden, was geheel verlaten, met uitzondering van een handvol leden van de Judenrat en een eenheid van de Joodse politie. In de razzia kon geen enkele Jood worden opgepakt voor deportatie, en de vrachtwagens op de Umschlagplatz bleven dus leeg. De omvang van de onderduikoperatie was voor de Duitsers een even grote verrassing als het gewapend verzet was geweest.
De eerste drie dagen vonden straatgevechten plaats in het getto. Stroop besloot de gebouwen systematisch in brand te steken om zo de verzetstrijders naar buiten te dwingen. Daardoor moesten de Joodse strijders hun posities verlaten en bescherming zoeken in de schuilkelders. Het hele getto brandde nu als een fakkel, er hing een ondoordringbare rook en de scherpe stank was ondraaglijk. De temperaturen in de schuilkelders onder de brandende huizen bereikten het kookpunt. Het meeste voedsel raakte bedorven door de verzengende hitte en men moest zijn dorst lessen met heet en stinkend water. Ademhalen of praten was vrijwel onmogelijk, wat mensen op de rand van de waanzin bracht, maar toch weigerden de Joden zich aan de Duitsers over te geven. Beschermd door de duisternis trachtten zij de brandende schuilplaatsen te verlaten. Iedereen was op zoek naar schuilkelders waar het iets beter uit te houden was, ook al wist men dat dat maar tijdelijk zou zijn.
Uit hun schuilplaats gedreven nr.1
Uit hun schuilplaats gedreven nr.1 *
Uit hun schuilplaats gedreven nr.1
Uit hun schuilplaats gedreven nr.2 *
In de tweede week van de opstand werden de schuilkelders de voornaamste bron van verzet. In dit gevecht moesten de Duitsers vechten voor iedere schuilplaats. Ze gebruikten traangas of gifgas om de Joden naar buiten de drijven. Vaak bleven de Joden schieten als zij naar buiten kwamen en een aantal vrouwelijke strijders gooide handgranaten die ze onder hun kleren hadden verborgen, nadat ze zich al hadden overgegeven. De Duitsers bevalen daarop de Joodse vrouwen zich uit te kleden, om de kans te verkleinen dat ze op die manier gedood of gewond zouden raken.
Op 8 mei 1943 werd de commandobunker van de ZOB, waarin zich circa 100 mensen bevonden, aangevallen door de Duitsers. Ze blokkeerden de vijf uitgangen, braken de hoofdingang open en wierpen gifgasgranaten naar binnen. Arie Wilner en Lolek Rotblat maanden de strijders om liever zelfmoord te plegen dan zich aan de Duitsers over te geven. Sommige strijders gaven hieraan gehoor, anderen werden gedood door het gas, maar enkelen slaagden erin te ontsnappen. Mordechai Anielewicz, de leider van de opstand, sneuvelde op Mila Straat 18, samen met een groot aantal dappere strijders.

Kijk en lees verder!
Stroop
Stroop
Op 16 mei 1943 verklaarde Stroop de Großaktion voor beëindigd. Ter afsluiting van deze actie gaf hij opdracht tot de sloop van de Grote Synagoge van Warschau aan de Tlomackie Straat, om 8 uur ‘s avonds.
In zijn eindrapport over de militaire campagne die hij tegen de getto-opstand had geleid, verschafte Stroop de volgende gegevens: Van de in totaal 56.065 Joden die waren opgepakt, werden er 22.000 gedeporteerd naar Majdanek, 14.000 – 16.000 naar Poniatowa, 5.000 - 6.000 naar Trawniki, en 7.000 naar Treblinka. 5.000-6.000 verloren het leven door ontploffingen en branden. Stroop overdrijft de aantallen vernietigde Joden, en geeft eveneens een vertekend beeld van zijn eigen verliezen: slechts 16 doden en 85 gewonden.
Stroop stelde voor in Warschau een concentratiekamp in te richten. De gevangenen konden worden ingezet om de ruďnes en gebouwen op te ruimen op de plaats waar het voormalige getto had gestaan. Tussen 16 mei en 19 juli 1943 werd Stroop's idee gerealiseerd en een KZ Warschau gevestigd.

In 1951 stond Stroop terecht in Warschau. Hij werd veroordeeld wegens oorlogsmisdaden en opgehangen. Stroop’s rapport werd gebruikt tijdens het oorlogsmisdaden proces in Neurenberg in Duitsland.

Foto's:
USHMM*
GFH*

Bronnen:
Encyclopaedia of the Holocaust
Yisrael Gutman. The Jews of Warsaw 1939-43. Harvester Press, 1982
The Stroop Report

© ARC (http://www.deathcamps.org) 2006